Getijdennatuur met slikken en schorren
Door de dynamiek van de getijden komen de oevers van de Schelde bij vloed twee keer per dag onder water te staan. Bij eb trekt het water terug weg. Die getijdenwerking voert zand en slib aan, die bezinken in het getijdengebied. Zo ontstaan er diepe en ondiepe stukken waardoor er een enorme variatie aan leefgebieden verschijnt bij laag water.
Bij eb vallen de stukken oevers die we slikken noemen droog en uitgestrekte platen komen boven water te staan. Ook de hogere stukken met begroeiing naast de slikken overstromen af en toe. Dat zijn de schorren. Wanneer de slikken leeglopen bij eb, blijft hier water achter in geulen en kreken. Al die verschillende stukjes natuur langs de oevers van de rivier zorgen voor een grote schakering aan planten en dieren, want elk deeltje heeft eigen kenmerken die telkens andere planten en dieren aantrekken.
Foto Yves Adams © Vilda
De Zeeschelde
Van aan haar bron in Noord-Frankrijk tot in Gent krijgt de Schelde de naam Boven-Schelde. Na Gent wordt ze de Zeeschelde, vooraleer in Nederland de Westerschelde te worden genoemd.
In Nationaal Park Scheldevallei, tussen Gent en Antwerpen, spreken we dus van de Zeeschelde. Die naam is er niet toevallig! Hier is de rivier eigenlijk al een klein beetje zee. De getijden zijn immers voelbaar tot in Gent, waar een groot sluizencomplex hun invloed tegenhoudt zo'n 160 kilometer van de zee. Zelfs in de Durme, de Rupel, de Kleine en Grote Nete, de Dijle en de Zenne, allemaal zijrivieren van de Schelde, is het getij voelbaar. Op de Dender wordt het getij tegengehouden door een stuw en een sluis in Dendermonde.
Foto Roeckiesworld © Toerisme Scheldeland
De dynamiek van de getijden
Het verschil tussen eb en vloed is bij de Scheldemonding in Vlissingen vier meter, maar meer landinwaarts wordt het getijdenverschil nog groter. Hoe komt dat? Hoe verder stroomopwaarts, hoe nauwer de rivierbedding wordt, en hoe meer het binnenstromende water wordt opgestuwd. In Antwerpen loopt het gemiddelde getijdenverschil op tot ruim vijf meter. Aan de Durmemonding bedraagt het verschil tussen eb en vloed vijf à zes meter. Nog verder stroomopwaarts vermindert dat getijdenverschil. Dat komt door de grillige rivierbedding, die voor weerstand en wrijving zorgt. In Gent is het verschil tussen eb en vloed nog tweeënhalve meter.
Eb en vloed treden twee keer per dag op. Tweemaal per maanmaand wordt het getij nog meer uitgesproken: het hoogtij wordt dan hoger en het laagtij lager. Een maanmaand is de tijd die de maan nodig heeft om opnieuw in dezelfde positie ten opzichte van de aarde te staan. Als de aantrekkingskrachten van zon en maan samenwerken, is het springtij. Dat gebeurt om de veertien dagen. Werken de aantrekkingskrachten van zon en maan elkaar tegen, dan ontstaat, eens in de twee weken, doodtij. Tijdens springtij bereikt het water zijn hoogste stand. Als er dan een storm is, dan stijgt het water nóg meer. Bij een krachtige west- tot noordwesterstorm waait het water op, en kan het nog drie meter extra aanzwellen. De combinatie van springtij met zo’n zware storm wordt stormvloed genoemd. In 1953 en 1976 hebben overstromingen als gevolg van een stormvloed catastrofes veroorzaakt in het getijdengebied van de Schelde.
(bron: Sigmaplan)
Foto Mie De Backer © Toerisme Scheldeland
Overstromingsgebieden met getijdennatuur
In de Scheldevallei hebben inwoners helaas al heel wat overstromingen te verduren gekregen. Daarom werd het Sigmaplan in 1977 in het leven geroepen. Intussen bestaat al een geactualiseerde versie van het Sigmaplan uit 2005 om nog meer rekening te houden met de toekomstige klimaatveranderingen zoals de zeespiegelstijging en hevigere neerslag.
Het Sigmaplan geeft de rivier terug meer ruimte. Ruimte die ze nodig heeft om te stromen en overstromen. Er worden overstromingsgebieden aangelegd, dijken verlegd of verstevigd en sluizen gebouwd zodat het water tijdelijk kan opgevangen worden bij extreem hoog water. In de gebieden die elke dag of slechts een paar keer per jaar onder water komen te staan, kan de natuur weer zijn gang gaan en vormen zich slikken, schorren, wetlands, waardevolle graslanden, moeraszones, elzenbroekbos, …
Door de rivier terug meer ruimte te geven, kan het Sigmaplan ook waardevolle natuur herstellen die verloren was gegaan. Opdat we allen van die herstelde natuur kunnen genieten, legt het Sigmaplan op dijken en langs overstromingsgebieden wandel- en fietspaden aan met picknickplekjes, vogelkijkhutten en uitkijkpunten. Het Sigmaplan gaat dus om meer dan veiligheid alleen!
Foto's onder © Sigmaplan
Van zoet naar zout
Het zoute zeewater dat bij vloed de Schelde instroomt, vermengt zich met zoet rivierwater. De geleidelijk veranderende zoutgradiënt zorgt voor een verschil in begroeiing langs het water, van zoutminnende kruiden en grassen zoals lamsoor en zeekraal, over riet en zeeaster die houden van brak water (een mengeling tussen zoet en zout) tot rietvelden en wilgenvloedbossen bij zoet water.
Foto lamsoor: Saxifraga © Peter Meininger
Zoetwaterschorren
In ons land kan je nog slechts op drie plaatsen restanten zien van zoetwaterschorren: de Schorren van de Durme, de Vlassenbroekse Schorren en het Groot Schoor. Doordat het water hier zoet is en niet zout, kunnen er ook wilgen groeien. Samen met riet vormen ze een woud dat even ondoordringbaar is als een tropische mangrove!
Spindotterbloem
Deze unieke omstandigheden zijn de enige waar je de zeer zeldzame spindotterbloem kan treffen. Bij deze variëteit van de gewone dotterbloem groeien kleine worteltjes op de knoppen van de stengels die sterk op een spin lijken. In het najaar komen die los en worden met de getijdenstroming meegevoerd zodat ze elders uit tot een nieuwe plant kunnen uitgroeien. Zo blijkt deze plant zich perfect aangepast te hebben aan de omstandigheden waarin hij groeit, namelijk de getijdennatuur.
Foto Spindotterbloemen in De Bunt: Yves Adams © Vilda
Een zegen voor de natuur
Het spel van eb en vloed zorgt voor een variatie in leefgebieden die een waar geschenk is voor de natuur. In slikken vind je weliswaar niet veel planten, aangezien die er niet van houden om tweemaal per dag kopje onder te gaan, maar de voedzame modder barst van de wormen, krabben en kreeftjes. Op hun beurt trekken zij vogels, ganzen en eenden aan die hier hun voedsel komen zoeken. Bovendien doen de plasjes die in de slikken en schorren blijven staan dienst als paaiplaats en kraamkamer voor heel wat vissoorten.
Na verloop van tijd zorgt de afzetting van modder en slib ervoor dat slikken ophogen en niet zo vaak meer onder water komen te staan. Zo krijgen planten de kans om te groeien en spreken we van schorren. Schorren zijn dan weer onderhevig aan afkalving doordat het water de oevers uitschuurt en schorren weer slik worden. De cyclus kan zich terug herhalen en de natuur blijft steeds in beweging. Het resultaat? Een onovertroffen rijkdom!
Foto kluut: Piet Munsterman © Saxifraga
Waterzuivering, schokdemping en wateropslag
De getijdennatuur is ook van onschatbare waarde om opgewassen te zijn tegen klimaatveranderingen. Slikken en schorren doen dienst als de longen van de rivier. Ze filteren het teveel aan stikstof en fosfor uit het water en voegen zuurstof toe. Bovendien temperen slikken en schorren in een ontpoldering de kracht van het getij en verminderen zo de druk op de dijken.
In natte graslanden staat het grondwater hoger in de winter dan in de zomer. Bij hevige regenval zuigen de graslanden het water op, om het in periodes van droogte met mondjesmaat los te laten. Een natuurlijke spons, met andere woorden, die van cruciaal belang is tijdens aanhoudende droge periodes zoals afgelopen zomers. Die eigenschap maakt natte graslanden uitermate geschikt om verdroging als gevolg van de klimaatverandering op te vangen. (bron: Sigmaplan)
Foto David Samyn © Toerisme Oost-Vlaanderen
Unieke wandelingen
De getijdennatuur in Nationaal Park Scheldevallei vormt een uniek kader voor wandelingen. Verharde dijken brengen je langs kilometers slikken, schorren en overstromingsgebieden. Onderweg rust je even uit aan een bankje, geniet je van een panoramisch uitzicht aan de uitkijkpunten en krijg je leuke weetjes mee dankzij de infoborden. Andere paden zijn niet verhard en nodigen nog meer uit om tot rust te komen en de natuurpracht in je op te nemen. Soms brengt een vlonderpad je extra dicht bij het water zodat je er letterlijk over kan stappen.
Foto David Samyn © Toerisme Oost-Vlaanderen